Omdat de netbeheerders monopolisten zijn, worden hun tarieven en de winsten daaruit gereguleerd. Onze tariefmethodologie bootst eigenlijk een concurrentiële omgeving na. Wie efficiënter en klantvriendelijker werkt dan andere netbeheerders, wordt daar volgens de tariefmethodologie ook voor beloond. Netbeheerders die minder kosten maken en verstandig en duurzaam investeren, zullen een groter deel van hun geplafonneerde inkomsten overhouden en meer winst maken.
Netbeheerders mogen extra kosten niet zomaar één op één doorrekenen, maar moeten ook zelf inspanningen leveren om de gestegen kosten te compenseren. We maken hierbij wel een onderscheid tussen twee types kosten:
- Exogene kosten: kosten die de netbeheerder niet zelf kan beheersen. Het gaat bijvoorbeeld over het opkopen van certificaten voor groene stroom of warmtekracht, openbare verlichting, het plaatsen van budgetmeters,… Die kosten worden door de overheid opgelegd, de netbeheerders moéten ze maken. Deze kosten worden volledig doorgerekend in de distributienettarieven. De netbeheerders kunnen ze immers niet zelf beïnvloeden.
- Endogene kosten: kosten die de netbeheerders wel (binnen bepaalde grenzen) zelf kunnen beheersen. Het gaat hier hoofdzakelijk over de ‘echte’ kosten van het distributienet: investeringen in nieuwe kabels en leidingen, werkingskosten,… Deze kosten ontstaan door beslissingen van de netbeheerders zelf. Door ze te plafonneren waken wij erover dat de netbeheerders er verstandig en efficiënt mee omspringen. Ze mogen de kosten niet zomaar volledig doorrekenen in de distributienettarieven.