Het Grondwettelijk Hof heeft de verderzetting van de overgangsregeling die de Vlaamse Regering voorzag voor prosumenten met een digitale meter vernietigd.
Volgens deze regeling hadden gezinnen en kleine bedrijven met zonnepanelen gekeurd vóór einde 2020, gedurende 15 jaar recht op de toepassing van de (virtueel) terugdraaiende teller, ook na de plaatsing van een digitale meter. Dit betekent dat de verschillende componenten van de elektriciteitsfactuur (energiekost, nettarieven, kWh-gebaseerde heffingen en btw) werden aangerekend op basis van de jaarlijks gecompenseerde afname , onafhankelijk van de meter (analoog of digitaal) die zij hebben. Daarnaast betaalden zij het prosumententarief . Voor de component distributienettarieven konden deze prosumenten ook de keuze maken voor een tarief op basis van hun werkelijke afname van het net. In dat geval betaalden zij geen prosumententarief. De energiekost en heffingen werden dan wél nog aangerekend op basis van hun gecompenseerde afname.
Prosumenten waarvan de installatie méér dan 15 jaar oud is of waarvan de installatie werd gekeurd in 2021 vielen niet onder deze overgangsregeling. Zij hadden sowieso geen recht op de toepassing van de virtueel terugdraaiende teller.
Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat de gevolgen van zijn arrest enkel gelden vanaf de dag van de publicatie van zijn arrest in het Belgisch Staatsblad (1 maart 2021). Met andere woorden enkel voor de toekomst en dus niet retroactief. De redenering hiervoor was dat een retroactieve werking van de gevolgen van het arrest “aanzienlijke administratieve problemen en financiële lasten van de vernietiging voor de afnemers, leveranciers en distributienetbeheerders” zou veroorzaken.
De VREG pleegde overleg met de gewestelijke en federale overheden, de marktpartijen en de andere regulatoren om de goede werking van de energiemarkt te bewaken. Om uitvoering te geven aan het arrest zullen de netbeheerders de meterstanden van de prosumenten met digitale meters op 1 maart 2021, de dag van de bekendmaking van het arrest, om 0u00 uitlezen, en overmaken aan de leveranciers. De meterstanden van meters zonder afstandsuitlezing zullen geschat worden op basis van de gangbare regels. Op basis van deze data zullen de leveranciers een tussentijdse berekening en eventueel een factuur opmaken om de periode van compensatie af te sluiten. Er worden geen saldi overgedragen naar de periode na publicatie van het arrest.
Concreet houdt dit in:
A. Voor prosumenten die nettarieven betaalden op basis van het prosumententarief :
B. Voor prosumenten die nettarieven betaalden op basis van de werkelijke afname:
Op 28 mei 2014 (56.282/3) oordeelde de Raad van State een eerste keer dat de toepassing van de virtueel terugdraaiende teller (waarbij de jaarlijks uitgelezen werkelijk afgenomen en geïnjecteerde elektriciteit in de achterliggende systemen van de netbeheerder met elkaar in mindering worden gebracht) in strijd zou zijn met de bevoegdheidsverdelende regels tussen de gewesten en het federale niveau. Het Brusselse Gewest probeerde op dat moment een dergelijke regeling in te voeren. De analoge meters in dat gewest draaien namelijk niet terug zoals in Vlaanderen; ze meten de afgenomen en geïnjecteerde elektriciteit apart. In zijn advies van 20 maart 2018 (62.977/3) over het Vlaamse ontwerpdecreet digitale meters verwijst de Raad van State expliciet naar dat advies uit 2014 en herhaalt dat de overgangsregeling die nu door het Grondwettelijk Hof werd vernietigd, niet spoort met de bevoegdheidsverdeling. Omwille van de schending van de federale bevoegdheden inzake transmissienettarieven en federale belastingen stapten de CREG en de Belgische Staat vervolgens naar het Grondwettelijk Hof.
Op 6 april 2017 (ADV-2017-02) waarschuwde de VREG een eerste maal dat een compensatiemechanisme voor prosumenten met een
digitale meter
in strijd zou zijn met de federale bevoegdheden en de bevoegdheden van de regulator (distributienettarieven). De VREG herhaalde die waarschuwing op 29 augustus 2017 (ADV-2017-05), 22 oktober 2018 (CONS-2018-07) en 25 maart 2019 (ADV-2019-01). De VREG ging vervolgens in beroep tegen de overgangsregeling bij verzoekschrift van 14 november 2019, en dit enkel voor wat de distributienettarieven betreft; niet voor de andere componenten van de elektriciteitsfactuur.
Andere instanties die naar het Grondwettelijk Hof stapten om andere redenen waren FEBEG (Federatie van de Belgische Elektriciteits- en Aardgasbedrijven), Liga voor Mensenrechten en een aantal privépersonen. Relevant voor het compensatiemechanisme is wel dat FEBEG het Hof verzocht om de gevolgen van een eventuele vernietiging van de overgangsregeling te handhaven voor het verleden, zodat het enkel zou gelden voor de toekomst.
Het arrest van het Grondwettelijk Hof werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 1 maart 2021. Het arrest treedt in werking vanaf die dag.
De gevolgen van de overgangsregeling worden gehandhaafd tot de publicatie van het arrest. Dit betekent dat de gefactureerde bedragen, tot de datum van de bekendmaking van het arrest in het Belgisch Staatsblad, niet moeten worden rechtgezet. Zo wil het Hof de aanzienlijke administratieve problemen en financiële lasten van de vernietiging voor de afnemers, leveranciers en distributienetbeheerders beperken.
Ook prosumenten – dat zijn gezinnen en kleine bedrijven met een productie-installatie (meestal zonnepanelen) met een maximaal vermogen van 10 kVA – maken gebruik van het elektriciteitsnet. Ze nemen elektriciteit af van het net op momenten dat hun installatie onvoldoende energie opwekt, bijvoorbeeld op een winterse dag en ’s avonds; ze zetten elektriciteit op het net op momenten dat zij energie produceren die ze zelf niet onmiddellijk verbruiken, bijvoorbeeld op een zomerse weekdag. Om prosumenten met een terugdraaiende teller eerlijk te laten bijdragen voor hun gebruik van het net, betalen zij het prosumententarief . Zo vermijden we dat vooral gezinnen en bedrijven zonder productie-installatie alle netkosten zouden moeten dragen.
Het prosumententarief is een forfaitair bedrag afhankelijk van het maximale AC-vermogen van de omvormer(s) van uw installatie. Samen met een tarief op basis van uw gecompenseerde afname en het tarief databeheer voor de meetkosten maken zij de component distributienettarieven uit van uw elektriciteitsfactuur.
Het prosumententarief is een afnametarief. Het is een vergoeding voor uw niet-gemeten afname van het elektriciteitsnet. Prosumenten betalen geen tarief voor de elektriciteit die zij op het net zetten (injectietarief).
Het prosumententarief wordt aangerekend sinds 1 juli 2015.
Nee. Prosumenten met een klassieke, analoge meter blijven nog altijd het prosumententarief betalen. Hun meter draait namelijk mechanisch terug. De verschillende factuurcomponenten (energiekost, nettarieven, kWh-gebaseerde heffingen en btw) kunnen dan ook niet anders aangerekend worden dan op basis van de gecompenseerde afname .
De Vlaamse regering heeft op 15 januari 2021 beslist om de digitale meter niet meer prioritair uit te rollen bij alle prosumenten tegen einde 2022, zoals eerst voorzien, maar zal deze meenemen in de normale uitrol (80% van alle Vlaamse aansluitingen tegen einde 2024 – alle overige aansluitingen tegen juli 2029). Dit betekent dat het prosumententarief nog verschillende jaren zal blijven bestaan.
Alle informatie hierover vindt u op de website van VEKA :
https://www.energiesparen.be/retroactieve-investeringspremie